hellingbaan bb presenteren

Pagina top navigatie elementen

Hellingbaan groep 8

presenteren

Transcript

LEERKRACHT: Wat hadden jullie Ruben? 
LEERLING: Dat we willen weten welke knikker het verst komt op hoog en laag. En onze voorspelling was dat baan 1 glad, hoog dat die verder kwam en dat hadden wij ook goed want het was baan 1. 
LEERKRACHT: En waarom denk je dat dat goed is? En hoe denk je dat dat komt?
LEERLING: Ik dacht hij is hoger en steiler en dan krijg je meer vaart.

LEERKRACHT: Mats wat hadden jullie gedaan?  
LEERLING: Wij hebben gewoon eerst op een baan alle variabele getest en als we dan bijvoorbeeld willen weten of de steile harder gaat dan (..) kun je die twee vergelijken.
LEERKRACHT: En was dat gelukt?
LEERLING: Ja, want als we nu kijken naar de zware bal op de hoge baan tegen een lichte bal op de hoge baan, dan komt de lichte bal gemiddeld op 23 en de zware bal gemiddeld op 22.
LEERKRACHT: Oke.

LEERKRACHT: Julien en Emmy, wat hadden jullie? 
LEERLING: De stroeve en de gladde kant.
LEERKRACHT: En wat wilden jullie weten?
LEERLING: Welke verder kwam.
LEERKRACHT: En welke kwam verder bij jullie?
LEERLING: De gladde.
LEERKRACHT: En wat voor ballen hadden jullie daarbij?
LEERLING: De lichte.
LEERKRACHT: Alle twee de lichte?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Oke. En hoe denk je dan dat het komt dat die ene verder komt? 
LEERLING: Ik denk dat dat stroeve toch een beetje tegenhoud omdat het gladde gaat denk ik sneller.
LEERKRACHT: En waar heeft dat mee te maken? Wie weet dat?
LEERLING: Bij de ruwe houden die haartjes die erop zitten dat zeg maar tegen. 
LEERKRACHT: En waar heeft dat mee te maken? Dan heeft zo’n bal meer.. Daniel?
LEERLING: Hard.
LEERKRACHT: Is dat zo? Dat als die ruw is, heeft hij dan meer vaart? Gabriel?
LEERLING: Dan gaat het stroef.
LEERKRACHT: Ja dan gaat het stroef. Maar hoe noemen we dat dan? Dan heeft het meer.. Tygo?
LEERLING: Ja maar ik dacht dan gaat het meer schuren. 
LEERKRACHT: Ja dat klopt. Maar hoe noemen we dat dan? Dewy?
LEERLING: (…)
LEERKRACHT: Ja klopt, maar welk woord wil ik graag horen denken jullie? Emiel?
LEERLING: Grip.
LEERKRACHT: Minder grip of meer grip?
LEERLING: Meer grip.
LEERLING: Meer weerstand. 
LEERKRACHT: Meer..meer..?
LEERLING: Als hij licht is dan drukt hij minder tegen de hobbeltjes dus gaat die sneller naar beneden.
LEERKRACHT: Ja, dan heeft hij minder wrijving. 

Omschrijving

In dit fragment zien we hoe de leerlingen hun bevindingen delen met de rest van de groep. Ze weten goed te vertellen onder welke omstandigheden de bal verder rolde. Je ziet dat de resultaten van een experiment niet altijd heel duidelijk zijn. Soms zijn de verschillen tussen beide banen gemiddeld erg klein. Ook dit is interessant om samen te bespreken! Want hoe kunnen we dit nou verklaren? 

Kijkwijzer

De leerkracht zoekt hier naar het woord wrijving. Zie je welke woorden de leerlingen rondom dit begrip al kennen: 'stroef', 'ruw', 'schuren', 'grip', 'weerstand'. Het praten over de onderzoeken van kinderen tijdens de verschillende fasen levert vaak hele rijke gesprekken op. In deze gesprekken komen woorden aan bod die kinderen niet dagelijks horen of gebruiken. Bovendien zijn kinderen echt betrokken bij zulke gesprekken omdat het over hun eigen onderzoek gaat! 

Lesfasen